Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gewisselijk, [11]Hij heeft mij nu [12]vermoeid; Gij hebt [13]mijn ganse vergadering verwoest. 11. Te weten, God, die hem al dit lijden toegezonden had, en dien hij terstond met de volgende woorden, door de grote beroering zijns gemoeds, in den tweeden persoon toespreekt. Van de verzwijging des naams van God, zie boven, hfdst.3 vs.20; alzo onder, vs.9. Anders, maar nu heeft zij mij vermoeid; te weten de smart, van welke hij in vs.6 gesproken had. 12. Dat is, moede gemaakt door dit zwaar en menigvuldig lijden. 13. Versta, zijn huisgezin, vrouw, kinderen, vrienden, huisgenoten en dienstvolk, die de Heere alle op verscheidene manieren, of hem ontnomen, of van hem vervreemd had; zie boven, hfdst.1:, hfdst.2:, en hfdst.19 vs.13,14,15, enz.